Beven


Het trof mij …
dat ‘beven’ …
Bij het lezen van het bijbelboek Ezra trof het mij diep dat de profeet Ezra ‘verbijsterd’ was over de zonden van Gods volk.
Groot was de vreugde bij de mensen die uit ballingschap terug mochten keren naar Jeruzalem, maar Ezra scheurde van verdriet zijn kleding toen hij hoorde dat door huwelijken vermenging was ontstaan van Gods volk met heidense vrouwen.  

Hij brak in tranen uit en de bijbel vertelt dat hij God niet onder ogen durfde te komen, omdat hij zich diep schaamde voor deze zonden.
Hij at en dronk niet meer en zocht in tranen Gods aangezicht.

Wat een heilig ontzag kwam er voor het Woord van God in die dagen, nadat Ezra het volk had geconfronteerd met hun daden en deze schuld bij God had beleden !
Gelukkig waren er nog mannen die voor Gods Woord ‘beefden’ en tot inkeer kwamen, zo vertelt het bijbelboek.
Zij stuurden daarop hun ‘vreemde’ vrouwen met de kinderen terug naar hun eigen land – een hard gelag …

Ik moest denken aan de tijd waarin wij nu leven en stelde mijzelf enkele vragen.

  • ‘Beven’ wij nog voor Gods woorden en inzettingen die Hij tot onze bescherming heeft gegeven ?
  • Zijn wij nog ‘verbijsterd’ als wij horen over de zonden, de afval en ‘vermenging’ onder Gods kinderen, vandaag de dag ?
  • Is er zoveel verdriet en rouw – berouw – in ons hart dat wij, evenals Ezra, vastend en biddend Gods tegenwoordigheid zoeken in gebed en smeken om genade ?

Het boek Ezra – en ook Nehemia –  zijn indrukwekkend om het diepe ontzag dat ook deze profeten hadden voor God en Zijn Woord.
Zij zagen zichzelf mede schuldig voor Hem, hoewel zij persoonlijk geen deel hadden aan deze zonde van het volk.
Zij ‘beefden’ voor het Woord – dat wil zeggen:
zij erkenden, eerbiedigden en onderwierpen zich aan Zijn inzettingen met een heilig ontzag.
En wij … nu ..?