De stad


Ik liep in de stad
door de winkelstraten

waar honderden mensen
maar praten … praten …
ze lopen en lopen
en kopen en kopen
ze rennen en sjouwen
de mannen de vrouwen
met tassen vol kleren
en wat zij begeren
maar naast elegance
opeens ambulance
er loeit een sirene
politie verschenen
er komt een agent
tumult in een tent


de mama’s met peuters
de papa’s met kleuters
de jongens de meisjes
met patat en met ijsjes
de pubers de tieners
de een- tweeverdieners

ze zochten
ze kochten
en bijna geen ziel
zie je zonder mobiel
‘… kom effe wat eite…’
… oh, ‘k ben wat vergeite …
ze gaan vliegensvlug
nog weer even terug
langs trams en langs bussen
met fietsers daartussen

ik werd zo verdrietig
liep langzaam weer verder …

zag dwalende schapen
jachten en jagen

zonder …… de Herder