Postduif in de rotskloof


Hooglied 2 : 8 – 14.

Ik was in de rotsspleet gekropen
de stormen en regens ontvlucht
verzadigd van smaad en van onrecht
ver weg van een duister gerucht
ik voelde mij veilig geborgen
omgeven door wanden van steen
een plek om mijn rust te hervinden
de rots van Gods trouw om mij heen
hier zocht ik herstel en genezing
vertroosting na pijn en verdriet
het was maar een schuilplaats voor even
het doel van mijn reis was dit niet

want …

mijn Bruidegom riep mij naar buiten:
“O kom toch, mijn duifje, mijn bruid
waar ben je – ik wacht met verlangen
o kom, sla je vleugels weer uit
de wintertijd is al verdwenen
de zonvolle zomer is daar
de vogels in velerlei kleuren
vertolken hun lied met elkaar … “

hoe wonderbaar was toch die avond
hoe warm was Zijn lief’lijke stem
Hij riep mij en noemde mijn namen
en … vliegensvlug vloog ik naar Hem
ik werd met Zijn liefd’ overgoten
maar dat was het echt niet alleen:

Zijn opdracht wil ik weer vervullen
Hij roept mij en zegt:

“Ga heen … ga heen …”