Vogels – 10


Het is de laatste tijd opmerkelijk rustig bij mijn vogelburen:
de families Ekster.

Er is over en weer geen gekibbel te horen of te zien; ze zijn meer
v
erborgen voor elkaar in de rustboom nu deze bedekt is met een
lichtgroene bladerpracht en  … misschien zitten de mama’s al
te broeden.

Het is mei, nietwaar … 
We wachten maar af.

Een andere vogelontmoeting hadden een vriendin en ik op de boulevard
van Kijkduin, waar een musje ons op het terrastafeltje vereerde met een
bezoek van wel tien minuten.
We spraken het vriendelijk toe en het draaide zijn kopje, met die kraaloogjes,
alle kanten op – soms bijna ondersteboven, alsof het wilde zeggen
dat het alles begreep.
Het luisterde in ieder echt naar ons.

Wat zijn vogeltjes met hun ranke pootjes toch bijzonder om te zien.
Alleen die kleurrijke veertjes zijn al een wonder, laat staan hun kleine,
kloppende hartje en de 
longetjes, de werking van hun vleugeltjes etc.
Ik ben verliefd op deze schepseltjes.

Als klein meisje liep ik tijdens de zondagmiddagwandelingen in het bos altijd
al vogelveertjes te zoeken, verzamelend als een boeketje, en dacht toen al:
‘Wat zorgt de Here God toch goed voor vogeltjes, dat ze het niet koud hebben’.


Musje genoot van onze koekkruimels, maar de broodkruimels van de lunch

bleven liggen. Zelfs deze musjes-generatie is verwend.