Een van mijn vriendinnen is voor revalidatie een aantal weken in een
verpleeghuis. Het mooie uitzicht van haar kamer op prachtige, groenende bomen tegen de blauwe hemel ervaart ze als een weldaad, zo rustgevend – voor haar
een geschenk van God.
Het herstel verloopt langzaam. Ze had voor dit tehuis gekozen omdat haar kleindochter daar stage liep, maar die werd ziek en zou voorlopig niet werken.
Ze vroeg zich op een dag af: “Heer, waarom moet ik dan toch in dit tehuis zijn;
wat is Uw bedoeling daarmee ?”.
Op een morgen kwam een verpleegkundige haar verzorgen; ze droeg vanwege
haar geloof de inmiddels bekende hoofddoek en vertelde tijdens een gesprek dat zij en haar man al zó lang wachten op een baby.
Mijn vriendin heeft een heerlijk, praktisch, kinderlijk geloof in God, onze Vader,
en heeft (vast en zeker daardoor) al diverse wonderen beleefd.
Ze antwoordde: “Laten we samen de Here God in de hemel vragen of Hij
een wonder voor jullie wil doen en jullie een baby wil geven; Hij houdt van ons”.
Zo gezegd, zo gedaan: in alle eenvoud bad de zuster mee, terwijl ze deze kinderlijke manier van ‘spreken met God’ niet kent en dus nog nooit had gedaan.
Maar ze ging niet te rade bij haar verstand, maar bracht (de nood en het verlangen van) haar hàrt bij de Heer.
Een paar weken later kwam ze opeens stralend naar mijn vriendin toe en zei:
“Mevrouw, ik moet u wat vertellen, ik moest naar mijn huisarts en hij bevestigde:
‘… u bent in verwachting …’.
Alleen mijn man weet het, niemand mag het hier op mijn werk nog weten;
het is een groot geheim tussen u en mij !”
God heeft ons lief; Hij luistert ook naar ‘dames met de bekende hoofddoek’
die zich, diep in hun hart, toch afhankelijk weten van de goedheid van God.
Zijn liefde reikt over alle geloofsgrenzen en geloofsmuren heen.
Het ‘waarom’ van mijn vriendin werd bovendien ‘daarom’.