De bouw van het eksternest gaat onverminderd door, zowel in onze tuin
als aan de overkant, maar je kunt zien dat het de voltooiïng nadert;
het fijnere werk is begonnen:
de takjes die worden aangesleept zijn nu vaak heel klein en ik zie ook dat het
ouderpaar met kleine plukjes gras of mos in de snavel het nest afwerkt,
zodat het lekker zacht is voor de kindjes.
Ze zijn nu minder druk overdag.
Toch was er nog een incident: de overbuureksters gingen naar de rustboom
– waar ons paartje ook zat – maar ze vonden het nodig om zichzelf een
andere status te geven en wel: hoger dan voorheen, d.w.z. op een tak
die een stuk hoger aan de boom zit, bijna in de top.
Dit tot ongenoegen van het lagere paartje, dat altijd tevreden is geweest
met hun lagere status die echter door de overbuurmanvogel werd bepaald.
Ze kregen weer eens ruzie en als reaktie vloog het lagere paartje weg naar
een hoge tak van een esdoorn, die precies voor mijn kamerraam staat.
Ze zaten nu bijna op gelijke hoogte, met hun kopjes naar de overburen in de
rustboom gericht.
Het leek wel alsof ze wilden zeggen:
‘…dat kunnen wij ook; als jullie zó doen, gaan we weg; dit pikken we niet’.
Na veel drukte en nerveus heen en weer gevlieg zat elk paartje uiteindelijk
weer tevreden op hun eigen oude stekje in de rustboom met, zoals gewoonlijk,
alle vier de kopjes in dezelfde richting: noord-oost.
Dat is gelukkig zo gebleven tot op de dag van vandaag.
Het zijn werkelijk net mensen … of … zijn wij net als vogels … ?
Wie het weet mag het zeggen.
Later bedacht ik dat er, met name aan de kust, storm op komst was;
dieren zijn daar gevoelig voor en worden dan vaak onrustig.
Wellicht deze a.s. vogelouders ook.
Een vriendin, die een paar dagen bij mij logeerde, zei – net als ik:
“Hier kun je uren naar kijken…!”