Olijven, ruw gestoten, schenken olie
doorsneden vruchten schenken ’t nieuwe zaad
gestorven granen baren ’t nieuwe koren
dat wuifend op de gouden akkers ataat
alleen verbrijzeld graan – tot meel vermalen
is bruikbaar voor ons dagelijkse brood
gebrokenheid – in feite onontbeerlijk –
bewerkt nieuw leven dwars door pijn en dood
Gods hart, gebroken, toen Hij Hem zag lijden
Die, zonder zonde, gruwelijk werd doorboord
geen andere weg kon ons voorgoed bevrijden
Zijn sterven bracht Gods zonen, dochters voort
“O Heer, heb dank, wij mogen vruchten dragen
door U, voor U – al zijn die nog zo klein
verbrijzel maar ons graan en onze druiven
zodat het voor de wereld brood mag zijn
voor alle treurenden …
Uw allerbeste wijn”